Het voorstel voor de Wet dieren van het ministerie van LNV wordt door de gezamenlijke dierenbeschermingsorganisaties beneden de maat gevonden. Het toont volgens hen geen ambitie om het dierenwelzijn in Nederland op een hoger plan te brengen en is zelfs op tal van onderdelen een regelrechte verslechtering ten opzichte van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren uit 1992.
Dat bleek tijdens het rondetafelgesprek over het voorstel voor een Wet dieren van het ministerie van LNV op woensdag 2 september in de Tweede Kamer. Hieraan namen de Coalitie DierenwelzijnsOrganisaties Nederland (CDON), de Dierenbescherming, de Universiteit Utrecht, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, LTO Nederland en enkele leden van de vaste Tweede Kamercommissie voor LNV deel.
Het werd spoedig duidelijk dat niet alleen de dierenbeschermingsorganisaties grote bezwaren hebben tegen dit wetsvoorstel. De CDON stelde dat de Wet dieren een stap terug betekent voor de bescherming van dieren. De Wet dieren heeft immers niet primair tot doel de dieren te beschermen, maar de productie van dierlijke producten te bevorderen. Het wetsvoorstel trekt feitelijk de lijn van het verleden, gekenmerkt door grenzenloze exploitatie van dieren, door naar de toekomst. Er wordt geen aansluiting gezocht bij het huidige streven naar duurzaamheid, de beperking van de exploitatie van dieren en de ontwikkeling en bevordering van alternatieven voor dierlijke productie.
Dat is ook de reden waarom het ministerie van LNV heeft afgezien van een evaluatie van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) uit 1992, die door de Wet dieren vervangen moet worden. Een evaluatie van de Gwwd had namelijk duidelijk kunnen maken welke gebreken deze wet in de praktijk vertoont en hoe die in de Wet dieren vermeden hadden kunnen worden.
Dit bezwaar werd gedeeld door prof. Annelies Freriks, hoogleraar Dier en Recht aan de Universiteit Utrecht. Zij vond het verder onacceptabel dat het wetsvoorstel geen fundamentele beschouwingen bevat over het doel ervan. Niemand was het eens met het Kamerlid Henk Jan Ormel (CDA), die betoogde dat de samenvoeging van de Gwwd met vier andere meer op de productie gerichte wetten louter als een technische exercitie beschouwd moet worden. De Wet dieren bepaalt immers voor de komende jaren de wettelijke positie van de dieren.
De dierenbeschermingsorganisaties wezen op een aantal verslechteringen ten opzichte van de Gwwd, onder andere de sterkere context van de dierlijke productie, de nadruk op zelfregulering door de exploitanten van dieren, het schrappen van de preventieve toetsing van huisvestingssystemen, de uitholling van het begrip intrinsieke waarde van dieren, het gebrek aan ambitie van de overheid om tot regelgeving over te gaan en het gevaar dat de Wet dieren slechts gebruikt wordt voor de implementatie en uitvoering van Europese regelgeving.
De beide dierenbeschermingsorganisaties drongen er tenslotte bij de Kamerleden op aan, de artikelen van de Algemene dierenbeschermingswet van de CDON te incorpereren in een nieuwe dierenbeschermingswet. Zij constateerden dat het ministerie van LNV de Algemene dierenbeschermingswet tot nu toe probeert te negeren en vonden dat een serieuze reactie op dit voorstel wel het minste is dat van de minister van LNV alsnog verwacht mag worden.