Kippen moeten kunnen scharrelen, varkens wroeten en koeien grazen. Dat is simpel gezegd de strekking van een recent aangenomen amendement op de Wet dieren. Daarover is nogal wat commotie de afgelopen dagen. Commotie die vooral zijn oorsprong vindt in de vleeslobby. Deze krachtige lobby probeert huisdiereigenaren achter hun karretje te spannen: ze roept spookbeelden op dat de politie massaal uitrukt voor een hond aan de lijn of een poes die niet naar buiten mag. Maar feitelijk richt de wetswijziging zich op de uitwassen van de vee-industrie. Het amendement spreekt over ‘houderijsystemen’. Daarin moet een dier weer dier kunnen zijn. Dat is een uitgangspunt waarin de meeste mensen zich kunnen vinden. Zo ook de politiek.
Meerdere kabinetten beloofden al dat dieren in de veehouderij hun natuurlijke gedrag moeten kunnen uitvoeren. Sterker nog, zij deden concrete toezeggingen. Zo beloofde het tweede paarse kabinet-Kok in 2002:
Binnen 10 tot 20 jaar moet de veehouderij … zijn omgebogen in de richting van het perspectief van het soorteigen gedrag. Het houderijsysteem is daarbij aangepast aan het dier in plaats van het dier aan het houderijsysteem.
Ook het kabinet-Balkenende IV beloofde dat in 2022 het perspectief van dieren leidend zou zijn in de veehouderij; dat dieren hun natuurlijk gedrag moeten kunnen vertonen met ruimte en daglicht; en een einde aan ingrepen als het amputeren van biggenstaartjes. Van D66, ChristenUnie en PvdA tot VVD en CDA — kabinetten samengesteld uit deze partijen deden allen duidelijke toezeggingen.
Feitelijk is dit ook al meer dan een decennium de intentie van de wet. Diverse zogeheten ‘open normen’ geven dieren in de vee-industrie het recht om hun natuurlijk gedrag te kunnen vertonen; om voer te krijgen waarvan ze gezond blijven; en om gevrijwaard te blijven van pijn, angst en stress. Vaak bevatten deze open normen echter een uitzonderingsclausule: voor zover in redelijkheid kan worden verlangd.
En daar gaat het mis. Want wat u en ik redelijk vinden, is iets anders dan wat men in de vee-industrie als redelijk beschouwt. Daar worden zonder verdoving biggenstaartjes afgesneden, omdat biggen in krappe hokken anders uit frustratie in elkaars staart bijten. En worden plofkip-ouderdieren — die zijn gefokt op extreme vraatzucht — op een hongerdieet gezet, omdat ze zich anders zouden dood eten.
In deze spagaat van meningen tussen sector en maatschappij, zou de NVWA de grens moeten trekken. Maar over het disfunctioneren van de NVWA zijn afgelopen jaren al meer rapporten verschenen dan dat er veehouders zijn beboet op deze open normen. De NVWA laat haar oren te veel hangen naar de sterke landbouwlobby. De open normen geven zo slechts schijnzekerheid voor dieren.
Logisch dus dat de Tweede Kamer in meerderheid de wet wil verduidelijken. Dat een dier niet past in een kiloknaller-stalsysteem ingericht op goedkope vleesproductie, mag geen reden meer zijn om dat dier pijn en letsel te veroorzaken. Eindelijk moeten stallen worden aangepast aan de behoeften van het dier, in plaats van andersom. Precies zoals het afgelopen twintig jaar geleden meermaals en van links tot rechts is bepleit en beloofd. De Eerste Kamer nam dit amendement van de Partij voor de Dieren dan ook uitzonderlijk ééndrachtig unaniem over.
Begin juni gaf minister Schouten bij het parlementaire vragenuurtje aan dat ze vóór het zomerreces zal terugkomen naar de Kamer met haar analyse over de uitvoering van het amendement en de consequenties voor de handhaving ervan. Daarbij kan ze geschiedenis schrijven. Want als de uitvoering in lijn is met het amendement, dan kunnen jaarlijks pakweg 600 miljoen dieren een fatsoenlijkere huisvesting en verzorging krijgen. Het zou echt een keerpunt kunnen zijn. Het zou de kroon op het werk kunnen worden van een minister die vanaf haar start forse ambities uitsprak over een omslag naar kringlooplandbouw. Ze rende afgelopen vier jaar echter van (stikstof)crisis naar (NVWA)crisis. Daarbij leek ze haar hoofdambitie te hebben achtergelaten. Dat is niet uniek. Landbouwministers lopen al tijdenlang achter de feiten aan rond de vele dilemma’s in de intensieve veehouderij.
Ondergetekende organisaties vragen daarom om een ambitieuze uitvoering en handhaving van het amendement. We begrijpen dat hiermee niet alles op de rekening van de boer kan komen te liggen. Individuele boeren zijn niet de schuldige in dit probleem. De minister kennende, vertrouwen we erop dat haar plan dan ook rekening zal houden met hun belangen. Maar dit probleem vergt meer dan muizenstapjes. Daarmee is niemand iets opgeschoten de afgelopen decennia. Het vergt een fundamentele aanpak, zoals ook de SER deze week weer concludeerde. Meer gewroet en gescharrel graag in de Nederlandse polders.
Mede namens de organisaties van de Dierencoalitie, de Caring Vets en de Caring Farmers.