Elk dier moet kunnen handelen naar zijn natuurlijke aard en behoefte

Het kunnen uitoefenen van natuurlijk gedrag door dieren is voorwaardelijk voor een dierwaardige veehouderij.

Onderzoek uitgevoerd door Lara Rang, student InHolland, laat zien dat relevante systeemspelers in de veehouderij, de natuurlijke behoefte en het daaruit voortvloeiende natuurlijk gedrag van een dier als voorwaarde zien voor een dierwaardige veehouderij. Met andere woorden: men is het erover eens dat een houderij alleen maar dierwaardig is als elk dier de ruimte en mogelijkheid krijgt om te handelen naar zijn of haar natuurlijke aard. Dit betekent onder andere dat varkens kunnen wroeten, kalveren bij de koe blijven, konijnen kunnen graven en geiten kunnen klimmen.

Daarnaast toont het veldonderzoek het belang van een langetermijnvisie en de rol van de overheid om deze te creëren aan. Alternatieven ten opzichte van de gangbare veehouderij moeten gestimuleerd en de nodige financiële investeringen voor de transitie moeten worden gemaakt. Ngo’s, overheden en kennisinstellingen moeten meer inzetten op het kweken van bewustwording over de noodzaak van een dierwaardige veehouderij.

Waarom een dierwaardige veehouderij?

Als er iets gesteld kan worden over de huidige situatie binnen de veehouderij, is het wel dat de dieren die daar binnen leven allesbehalve een dierwaardig bestaan hebben. In een systeem waar dieren niet of nauwelijks buiten komen, lichamelijke ingrepen worden uitgevoerd, en overbevolkte stallen de norm zijn, is het hoog tijd voor een systeemverandering.

In 2020 kwam de Raad voor Dieraangelegenheden (RDA) met een adviesrapport aan de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met daarin zes leidende principes als uitgangspunt voor een dierwaardige veehouderij:

  1. De intrinsieke waarde van het dier wordt erkend.
  2. Het dier krijgt goede voeding;
  3. Leeft in een goede omgeving;
  4. Heeft een goede gezondheid; en
  5. Is in staat om natuurlijk gedrag uit te oefenen.

Deze vijf punten zouden dan leiden tot een overwegend positieve emotionele toestand, het zesde principe.

Het demissionaire kabinet heeft in het coalitieakkoord de ambitie geformuleerd dat de veehouderij dierwaardig moet zijn. Als het beeld dat de RDA van de toekomstige veehouderij heeft neergezet, wordt vergeleken met de huidige situatie, kan gesteld worden dat deze twee niet op één lijn liggen. Tevens kan gesteld worden dat de problemen binnen de huidige situatie niet opgelost zullen worden met losstaande ontwikkelprojecten, zoals in het verleden hebben plaatsgevonden. Om de dieren binnen de veehouderij een dierwaardig bestaan te geven, moet er een systeemverandering plaatsvinden.

Markttransformatietheorie

In het onderzoek is gebruik gemaakt van de markttransformatietheorie van Nijhof & Simons (2021). Het theoretisch kader heeft laten zien welke stakeholders invloed hebben op de transitie naar een dierwaardige veehouderij, en wat gedaan kan worden om deze te versnellen.

Een systeemverandering vindt niet plaats door één enkele speler binnen de veehouderijsector, maar is een samenspel tussen verschillende stakeholders. Volgens de markttransformatietheorie hebben de volgende stakeholders invloed op een systeem: de primaire industrie, de overheid, financiële instituties, niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) en kennisinstellingen. De markttransformatietheorie deelt een transitie in op in verschillende fases van volwassenheid, waarin de stakeholders in elke fase een andere bekleden (zie figuur).

Transitiefase dierwaardige veehouderij

De uitkomsten van het veldonderzoek plaatste de transitie naar een dierwaardige veehouderij in de eerste fase van het model. Echter, dit kan niet als een gegeven worden beschouwd, omdat deze bepaling namelijk enkel gebaseerd is op dertien afgenomen stakeholderinterviews.

Daarnaast is voor dit onderzoek de gehele sector in één fase geplaatst, in plaats van de stakeholders apart in het model te plaatsen, omdat deze zich waarschijnlijk niet in dezelfde fase bevinden.

De aanbeveling die hieruit voortvloeit, is om nader transitie onderzoek te doen naar de positie van de stakeholders in het transitiemodel. Een aanbeveling waar elke stakeholder, maar wellicht vooral het ministerie van LNV, mee aan de slag kan gezien de opdracht voor een dierwaardige veehouderij uit het coalitieakkoord.

Het veldonderzoek gaf een duidelijke consensus over het belang van de essentiële, natuurlijke behoeften van het dier. Alle respondenten waren het er over eens dat een dierwaardige veehouderij alleen maar dierwaardig is als alle dieren de mogelijkheid hebben om hun natuurlijke gedragingen uit te voeren.